Bos 1

 

In een natuurlijke situatie ‘wandelt’ een bos. Er ontkiemen bomen aan de bosrand of op een open plek, losgewoeld door wilde zwijnen, waar vogels zaden hebben verstopt of uitgepoept. De jonge boompjes worden deels weer opgegeten door grote grazers. Op plekken waar die grazers niet komen, groeien de bomen uit tot bos, omdat er stekelstruiken staan of wolven of lynxen op de loer liggen. Na vele decennia of soms zelfs eeuwen, valt een boom weer om, door storm, brand, ziekte of ouderdom. Het dode hout is een rijkgevuld buffet voor allerlei schimmels en insecten als het vliegend hert. Op de opengevallen plek groeien kruiden, struiken en uiteindelijk wellicht weer bomen.

Lees meer >>